Mar 16, 2025

Poef


Category: Columns 2025

‘Wat doet die mevrouw daar toch iedere dag op de stoep? Her is bitter koud en dan ga je toch niet buiten zitten? En in de winter kun je sowieso beter vitamine D bij slikken…’

Het is de highlight van de dag voor Poef sinds ze niet meer zo goed de kattentrap af durft naar de tuin van mijn buurvrouw omdat de buurtkater haar steeds belaagt. Poefje is maar ieletjes en daardoor niet zo geschikt om een straatgevecht te beginnen.

Lang heb ik getwijfeld of ik haar wel voor in de straat buiten moest laten en bloot moest stellen aan alle gevaren. Maar ze kon me zo verwachtingsvol aankijken en ik ben gezwicht met de voorwaarde dat ze alleen naar buiten mag als ik er bij ben, zodat ik een oogje in het zeil kan houden.

Zodoende zit ik al een half jaar te bevriezen op een stoeltje op de stoep en kijk toe hoe ze zich redt uit allerlei situaties.

Zo heeft ze geleerd om niet meer tot in de hoogste top van de bomen te klimmen; de allereerste keer dat de dame op de hoogste tak zat die ondanks haar geringe gewicht toch vervaarlijk heen en weer zwiepte, wachtte ik nerveus af. De Amsterdamse brandweer rukt immers niet meer uit om een poes te bevrijden die zich in een hachelijke situatie heeft gemanoeuvreerd. Maar Poef deed wat ze moest; ze redde zichzelf en kwam ondersteboven en zonder vachtscheuren uit de populier.

Dan zijn daar natuurlijk de busjes die pakketjes komen afleveren en we weten allemaal dat deze mensen alleen maar cashen als ze zo snel en zoveel mogelijk pakjes kunnen bezorgen. Ze rijden abnormaal hard door de straat en soms visualiseer ik hoe zo’n venijnig vehikel mijn katje schept. De klap in mijn hoofd die dat geven moet en de doodskreet van Poef zijn bijna niet van echt te onderscheiden. Mijn fantasie, broodnodig als je schrijver bent, is me niet altijd genadig.

En soms ben ik haar kwijt, komt ze niet iedere vijf of tien minuten even langs lopen met haar parmantige staart hoog in de lucht. Dan begin ik te roepen en lok haar met het toverwoord ‘eten, want dat doe je als je je poes kwijt ben. Negen van de tien keren is Poef het hek dat toegang geeft aan de binnentuinen van de overburen binnengeglipt.

Ik let niet altijd even goed op, en als één van de overburen met zijn of haar of diens fiets naar buiten komt, gaat dat hek open en dicht en is Poef er al door heen. Die binnentuinen oefenen blijkbaar een enorme aantrekkingskracht op mijn beestje uit.

De buurvrouw onthulde het geheim vanmorgen:

‘Die poes van jou die vindt mijn konijn erg leuk.’
‘Ojee,’ reageerde ik, ‘is dat vervelend?’
‘Welnee, ze staren elkaar aan en soms als mijn konijn gaat rennen, rent zij er achter aan.
‘Maar ze doen elkaar niets?’
‘Nee hoor, dat konijn redt zich prima, ik heb zelf ook twee van die pluizenbollen, en ze wees naar Poef, die achter het hek zat te wachten tot de buurvrouw haar bevrijden zou, want ik heb de sleutel niet van dit hek. Poef sjeesde het hek door en meteen maar mijn trap op en wachtte boven op haar knabbelstaaf want dat had ze onthouden.

Misschien moet ik deze column maar in alle brievenbussen gaan steken, zodat ik niet telkens weer hoef te verklaren waarom ik op de stoep zit…

‘Ja buurman, ik laat mijn kat uit…’
‘Heb je het niet koud dan?’
‘Ja, tuurlijk wel!’
‘Je moet er wat voor over hebben hè buurvrouw!’
‘Zo is het maar net, buurman!’