May 25, 2025

Elderkin


Category: Columns 2025

Als ik de metro wil verlaten word ik haast ondersteboven gelopen door passagiers die het voertuig in willen, het is onvermijdelijk dat ik tegen lichamen aanloop en dat ik de lucht van hun parfum en deodorant meekrijg in mijn neus. De roltrap omhoog doe het weer eens niet, gelukkig is mijn energie op peil en ik beklim de trap zonder morren.

Buiten schijnt de avondzon en de bus zal binnen vijf minuten arriveren, ik ga zitten op een leeg bankje bij de halte. Ik mag een gouden uurtje meemaken, met de camera van mijn telefoon leg ik misschien wel het mooiste moment van de dag vast. Als ik de foto terugkijk, ben ik tevreden.

Er komt een vrouw naast me zitten. Ze steekt een sigaret op. De wind komt uit het Oosten en waait onverbiddelijk de rook mijn kant op. Op het display zie ik dat over twee minuten de bus zal komen, en dan valt het scherm uit. Een man met een immense vuilniszak steekt de straat over, rukt de vuilnisbak open en klauwt met beiden handen in de vuilnis, er komt van alles naar buiten waaronder een hoop smurrie, plastic en organisch materiaal. Hij vindt wat hij zoekt: een plastic waterflesje en twee lege blikje bier, waarvan één nog niet helemaal leeg. Hij zet het blikje aan zijn mond en zuigt het vocht gepassioneerd in zijn keel. Wanneer hij het plaats delict verlaat, laat hij de vuilnisbak open staan en schopt nog even door de troep rond het straatmeubilair.

Dan rijdt de bus voorbij. De afleiding was zo groot dat ik hem niet aan zag komen, mijn hand niet heb opgestoken en de buschauffeur had er kennelijk geen zin in. De vrouw naast mij is in slaap gesukkeld, zie ik, de peuk nog tussen haar vingers.

Dat wordt dus twintig minuten wachten in plaats van vijf. Maar de lucht is zoel en het is geen straf om zo te zitten in het laatste avondlicht. Een man sluit zich bij ons aan en zo zijn we een groepje van drie. Hij heeft de telefoon aan zijn oor als hij plotseling luid vloekt en zijn ongenoegen vergezeld laat gaan met een welgemeende rochel die hij op straat spuwt.

Ik besluit om toch maar te gaan lopen.

Wanneer ik de ijssalon passeer zie ik een lange rij wachtende mensen. Noord is hip geworden maar een tiktok-rijtje had ik hier nog nooit gezien. Ik val haast over een kleuter heen met een ijsje zo groot als zijn hoofd. Zijn moeder likt aan een even groot ijsje. Ik ben bijna in mijn straat, de buurman komt gemoedelijk aan lopen met zijn hond aan de lijn. Ze poept bij de boom en de buurman heeft weer geen zakje bij zich.

‘Dag buurvrouw!’

‘Dag buurman!’

De post heeft een rouwkaart in mijn brievenbus gestopt. Boven zie ik dat de uitvaart gisteren was.

Ik kijk naar het lege stoeltje bij het raam dat Elderkins’s stoeltje was. Ik zie hem in gedachten zitten: hij kijkt op en vraagt: wat zullen we eten?

 

 

 


Terug